Onderstaande printversie van het indicatorenboek werd door uw browser gegenereerd, en zal niet steeds optimaal ogen. Via de ingebouwde printfunctie op de website van het Indicatorenboek (ronde knop rechts bovenaan) kan u een printvriendelijke PDF genereren met mooi ogende lay-out.
7.2.8Beroepskeuze-intenties van hogeschoolstudenten
Figuur 6a presenteert de beroepskeuze-intenties van studenten aan hogescholen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen voorkeuren direct na het afstuderen en vijf jaar later. Na afronding van hun studie ambiëren studenten het vaakst een baan in een kleine onderneming (22,14%), gevolgd door degenen die onzeker of onbeslist zijn over hun pad (20,64%) en degenen die in een middelgrote onderneming willen werken (16,32%). Opvallend is dat ondernemerschap al een prominente plaats inneemt, met 14,45% van de studenten die aangeven direct na het afstuderen een eigen onderneming te willen starten.
Wanneer we vijf jaar vooruit kijken, zien we een duidelijke verschuiving in de intenties. De intentie om te ondernemen neemt duidelijk toe, met 39,07% die aangeeft een eigen onderneming te willen oprichten, waarmee dit de meest genoemde intentie is. Daarentegen neemt de interesse in werkgelegenheid in alle andere categorieën van ondernemingsgrootte af: kleine ondernemingen dalen tot 10,47%, middelgrote tot 12,52% en grote ondernemingen tot 8,22%. De intenties om bij de overheid, de academische wereld of een non-profit organisatie te gaan werken blijven bescheiden maar relatief stabiel in de tijd. Er wordt ook een lichte stijging vastgesteld bij studenten die een opvolger willen worden in de onderneming van hun familie (2,80%) of een andere onderneming (2,43%).
Figuur 6a. Beroepskeuze-intenties van hogeschoolstudenten direct na en vijf jaar na afstuderen
Figuur 6b en Figuur 6c tonen hoe de beroepskeuze-intenties evolueren van het moment van afstuderen tot vijf jaar later, met duidelijke verschillen per geslacht. Onmiddellijk na hun afstuderen zien mannelijke studenten zichzelf het vaakst als oprichter van een eigen onderneming (20,09%), op de voet gevolgd door een baan in een kleine (19,96%) of middelgrote onderneming (18,57%). Vrouwelijke studenten daarentegen verwachten het vaakst dat ze in een kleine (24,16%) of grote onderneming (15,06%) zullen werken, terwijl slechts 9,37% verwacht een eigen onderneming te starten.
Vijf jaar na het afstuderen nemen de ondernemersintenties sterk toe, vooral bij mannelijke studenten, met 48,93% die verwachten zelfstandig ondernemer te worden. Bij vrouwelijke studenten stijgt dit aandeel ook tot 30,26%. Ondertussen daalt de voorkeur voor een baan in een kleine, middelgrote of grote ondernemingen in alle groepen.
Figuur 6b. Beroepskeuze-intenties van hogeschoolstudenten direct na afstuderen, gegroepeerd per geslacht
Figuur 6c. Beroepskeuze-intenties van hogeschoolstudenten vijf jaar na afstuderen, gegroepeerd per geslacht
Figuur 6d en Figuur 6e tonen de beroepskeuze-intenties per studiedomein. Direct na afstuderen verwachten studenten Sociale Wetenschappen & Menswetenschappen het vaakst te werken in kleine ondernemingen (25,69%), terwijl STEM studenten een sterke voorkeur hebben voor middelgrote ondernemingen (27,11%). Studenten Geneeskunde & Gezondheidswetenschappen mikken vooral op grote ondernemingen (27,55%), terwijl die van Bedrijfskunde & Economie gelijkmatiger verdeeld zijn, met vergelijkbare aandelen die verwachten in kleine (19,01%), middelgrote (16,90%) of grote ondernemingen (19,01%) te gaan werken. Ondernemersintenties in dit stadium zijn het hoogst onder Bedrijfskunde & Economie studenten (18,31%), op de voet gevolgd door STEM (15,25%), Sociale Wetenschappen & Menswetenschappen (12,74%), en Geneeskunde & Gezondheidswetenschappen (10,66%).
Vijf jaar na het afstuderen stijgen de ondernemersintenties aanzienlijk in alle studiedomeinen. De hoogste percentages studenten die verwachten een eigen onderneming te beginnen, vinden we bij Bedrijfskunde & Economie (45,07%), STEM (40,58%) en Sociale Wetenschappen & Menswetenschappen (34,79%). De belangstelling voor een baan in een reeds bestaande onderneming neemt zienderogen af; zo voorziet slechts 6,34% van de studenten Bedrijfskunde & Economie en 8,47% van de studenten STEM een baan in een kleine onderneming. Een carrière bij de overheid trekt een bescheiden deel van de studenten Sociale Wetenschappen & Menswetenschappen (7,71%) en STEM studenten (5,08%) aan, terwijl een academische carrière vaker wordt overwogen door studenten Sociale Wetenschappen & Menswetenschappen (4,01%). Opvolgersfuncties, in een familieonderneming of een andere onderneming, komen het vaakst voor bij studenten Bedrijfskunde & Economie (respectievelijk 5,63% en 7,75%), met lagere percentages in andere domeinen.